Ik ken meerdere mensen die nooit uit elkaar weten te houden wanneer zij ‘na’ en wanneer zij ‘naar’ dienen te zeggen. Ze kunnen de regels voor het gebruik onthouden maar halen dan alsnog door elkaar bij welke van de twee die regels horen. Hier is geen makkelijk ezelsbruggetje voor te vinden. Het is wellicht wel makkelijker te formuleren:
Regel 1: Je kunt altijd ‘naar’ gebruiken wanneer het niet over Tijd gaat.
Maar wanneer je weet dat het niet over tijd gaat hoe hou je alsnog ‘na’ en ‘naar’ uit elkaar.
Ezelsbruggetje voor ‘naar’:
‘Naar’ is een langer woord dan ‘na’. Je zou dus kunnen zeggen: de ‘afstand’ van het woord ‘naar’ is groter.
En ‘naar’ gaat over afstand, richting of het aan- of verwijzen naar iets concreets/aanwijsbaars.
Dus, door uit te zonderen dat het over tijd gaat, weet je dat je te maken hebt met ‘afstand’ (o.i.d.) en de afstand/lengte van het woord ‘naar’ is groter, dus die gebruik je.
Hier kun je je reactie plaatsen